
Waar blijven de elektrische bestelauto’s op de Nederlandse wegen? Het verduurzamen van het goederenvervoer verloopt moeizaam. Uit onderzoek van Enpuls, een denktank van de Enexis Groep, blijkt dat dit lang niet altijd komt door de beperkte actieradius of de hoge aanschafkosten. Enpuls ziet maar liefst dertien drempels, zoals het ontbreken van financiële prikkels, een moeizame besluitvorming binnen organisaties en angst om personeel kwijt te raken.
Het autoverkeer veroorzaakt 21 procent van de totale CO2-uitstoot, waarvan de helft afkomstig is van het goederenvervoer over de weg. Om de klimaatdoelstellingen te halen, moeten in 2030 alle verkochte nieuwe bestel- en vrachtauto’s in Nederland batterij-elektrisch zijn. Hoe kunnen we bedrijven en hun medewerkers overhalen om elektrisch te gaan rijden? Om deze vraag te beantwoorden onderzocht Enpuls welke belemmeringen er zijn bij de aanschaf van elektrische bestelbussen.
In 2019 telde Nederland 883.000 bestelbussen, waarvan 26 procent in de bouwsector. Enpuls interviewde de betrokkenen van tien bedrijven uit deze sector. Uit de gesprekken bleek dat alle wagenparkbeheerders de aanschaf van elektrische bussen overwegen, maar dat dertien (!) verschillende thema’s roet in het eten gooien. Het grootste struikelblok is zoals verwacht de beperkte actieradius. Dit vraagt planning om de e-bussen in het rijschema van de werknemers te passen. Ook zijn de totale kosten van de e-bus niet lager dan een dieselbus. Bedrijven zijn wel bezig met verduurzamen, maar hebben dus geen financiële prikkels om hun bestelauto te vervangen.

Ook het besluitvormingsproces is vaak een hindernis. Directies laten het opstellen van beleid meestal over aan de betrokkenen en dat zijn er nogal wat: het wagenparkbeheer, de operatie, de inkoop, de planning en de ondernemingsraad, om er maar een paar te noemen. Het gevolg is dat besluiten moeizaam tot stand komen en de invoering van e-bussen vaak op de lange baan belandt.
Bedrijven zijn bang dat mensen weg zullen lopen als zij hun traditionele bestelwagens moeten inruilen. Monteurs willen zoveel mogelijk spullen meenemen. Hun bussen zijn daardoor vaak maximaal beladen. Het totale laadgewicht van de e-bus is lager en dus kunnen ze minder vervoeren. Ook het opladen zorgt voor hoofdbrekens. Monteurs hebben thuis meestal geen laadpaal en willen hun bus vol met waardevolle spullen ook niet op de openbare weg zetten.